GROTE LISDODDE.
Over de Grote Lisdodde – in de nazomer en vroege najaar zichtbaar met z’n opvallende bruine “kolf” – zijn vele “verhalen” te vertellen. Er zijn ontelbare bijnamen, gebaseerd op de bruine kolven: (riet)sigaren (i.v.m. het kunnen branden van de kolven), pompel of kanonnenpoetser (=pompstok, gebruikt bij het schoonmaken van kanonnen), dutscolve (Hoogduits: men dacht dat de Dood mensen ermee op het hoofd sloeg om hen daarna mee te nemen naar de onderwereld), doethamels (Groninger veenkolonies: dot of doedel = dikke bundel; duidt op de opeenhoping van de zaden).
Van de stengel kan niet alleen een goed bruikbare vezel gemaakt worden, die ook goed spinbaar is, zij is ook eetbaar. In Friesland werd het onderste deel van de stengel gegeten: begin vorige eeuw werden ze soms in juli en augustus verkocht voor 1 cent voor 25 stengels. Speciaal het binnenste van de stengel, vlak bij de wortelstok, werd met honing en zout veel gegeten. De wortel zelf kan vermalen worden tot meel om er koekjes van te bakken.
In de Heemtuin komt de Grote Lisdodde vooral in de leemkuil voor.
januari | februari | maart | april | mei | juni | juli | augustus | september | oktober | november | december